De koolstofvoetafdruk van fossiele grondstoffen is lang aanzienlijk onderschat. Dat heeft belangrijke implicaties voor het vergelijken van de voetafdruk van fossiele versus hernieuwbare koolstofchemicaliën en -materialen.
Recente updates van toonaangevende databases voor levenscyclusinventarisaties (LCI’s) brengen een aanzienlijke onderschatting van de methaanemissies in de toeleveringsketens van ruwe olie en aardgas aan het licht. Dat blijkt uit een analyse van levenscyclusanalyse-experts van het Nova-Instituut, uitgevoerd in opdracht van het Renewable Carbon Initiative (RCI). De nieuwe bevindingen zijn vastgesteld aan de hand van verbeterde satellietgegevens over ontluchting, affakkeling en vluchtige lekken. Methaan levert na CO2 het grootste aandeel in het door de mens versterkte broeikaseffect. Wereldwijd wordt er veel minder methaan uitgestoten, maar het gas is een bijna dertigmaal krachtiger broeikasgas dan CO2.
De revisies brengen grote inconsistenties aan het licht in de emissieverslaglegging van verschillende bronnen in de sector, zoals het Internationaal Energieagentschap (IEA) en de International Association of Oil & Gas Producers (IOGP). Zo wordt de wereldwijde methaanuitstoot door de olieproductie nu vijftien keer hoger gerapporteerd in de gegevens van het Internationaal Energieagentschap (IEA) dan in de cijfers van de IOGP, met verschillen die voor Rusland oplopen tot een factor tien en voor Saoedi-Arabië zelfs tot een factor veertig. Soortgelijke verschillen bestaan voor aardgas, waar de gegevens van de Wereldbank een uitstoot laten zien die tot 3,8 keer hoger is dan de schattingen van de IOGP in belangrijke producerende landen.
De gegevensherzieningen betekenen dat de koolstofvoetafdruk van belangrijke fossiele grondstoffen en downstreamproducten, zoals bijgehouden in LCI-databases, de afgelopen jaren sterk is gestegen. Zo is de klimaatimpact van nafta – de meest voorkomende olefinegrondstof – bijna vertienvoudigd als gevolg van methaanemissies.
Als gevolg hiervan is de koolstofvoetafdruk van belangrijke petrochemische producten aanzienlijk toegenomen: zo is de voetafdruk van nafta bijna verdubbeld, is de voetafdruk van ethyleen en propyleen met ongeveer 30 procent toegenomen en is de voetafdruk van butadieen met 60 tot 90 procent toegenomen ten opzichte van eerdere levenscyclusanalyse-gegevens. Kunststoffen die hiervan zijn afgeleid, waaronder polyethyleen (PE), polypropyleen (PP) en polyethyleentereftalaat (pet), hebben nu een 20 tot 30 procent hogere koolstofvoetafdruk.
Uit de bijgewerkte databasecijfers blijkt dat het klimaatvoordeel van hernieuwbare koolstofhoudende producten nog groter is dan gedacht. Recente casestudies wijzen nu op een 40 tot 50 procent lagere koolstofvoetafdruk voor biogebaseerde kunststoffen in vergelijking met fossiele kunststoffen – een aanzienlijke stijging ten opzichte van de vorige schatting van ongeveer 30 procent. En dan is de opname van biogene koolstof nog niet eens meegerekend, wat deze voordelen nog groter maakt, benadrukt het RCI in een reactie op de studie van het Nova-Instituut.
RCI dringt er bij beleidsmakers op aan om de bijgewerkte LCI-gegevens snel te integreren in klimaatstrategieën en bij de beoordeling van fossiele producten ten opzichte van hernieuwbare alternatieven. Als dit niet gebeurt, bestaat het risico dat de milieukosten van fossiele chemicaliën verkeerd worden weergegeven, met name in EU-wetgeving zoals de verordening voor verpakkingen en verpakkingsafval.
Het RCI is een wereldwijd netwerk van meer dan zestig vooraanstaande bedrijven die zich inzetten voor het ondersteunen en versnellen van de overgang van fossiele koolstof naar hernieuwbare koolstof (biologisch, op basis van CO2 en gerecycled) voor alle organische chemicaliën en materialen. Het werk van het initiatief richt zich op wetenschappelijke achtergrondrapporten, standpuntnota's, belangenbehartiging en netwerken.