Het grootste deel van de AEC-bodemassen die zijn toegepast in IBC-werken is in beeld en wordt gemonitord. Vooral als het gaat om grootschalige toepassingen door Rijkswaterstaat. Wel is er een nadrukkelijk nalevingstekort bij de kleine toepassingen.
Dat blijkt uit een inventarisatie naar locaties waar AEC-bodemas is toegepas door onderzoeksbureau Tauw die staatssecretaris Van Veldhoven naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Ze deed dat samen met een voortgangsbrief Bodemkwaliteit. Daarin wordt tevens ingegaan op de situatie rond de review granuliet en PFAS-houdende bagger in Rijksbaggerdepots.
Sinds de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit (2008) moet de toepassing en monitoring van IBC-bouwstoffen (onder gecontroleerde omstandigheden toepassen van onder meer AEC-bodemas) worden gemeld aan het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit. Maar in 2018 bleek dat niet alle locaties waar in het verleden AEC-bodemas is toegepast in beeld zijn bij het bevoegde gezag. Een onderzoek was dus nodig.
Rijkswaterstaat heeft in overleg met de omgevingsdiensten en Vereniging Afvalbedrijven een inventarisatie uitgevoerd naar de locaties waar AEC-bodemas is toegepast. Daaruit blijkt dat op 418 locaties AEC-bodemas is toegepast. Van deze locaties zijn 159 bekend bij het bevoegd gezag. Van 154 van de locaties is bekend dat wordt gemonitord. Deze 154 locaties zijn de meer omvangrijke toepassingen met AEC bodemas en beslaan 84 procent van de totale hoeveelheid toegepaste AEC-bodemas. Hieronder vallen in ieder geval alle werken met AEC-bodemas die zijn aangelegd in opdracht van Rijkswaterstaat.
De niet bekende locaties betreffen vooral een naleeftekort bij relatief kleinere toepassingen. Hiervoor zijn private of publieke initiatiefnemers verantwoordelijk. Overigens kan een locatie die niet in beeld is bij het bevoegd gezag, wel voldoen aan de wettelijke eisen. Maar door het uitblijven van een melding is hiervoor geen bewijs voorhanden, schrijft demissionair staatssecretaris Stientje van Veldhoven van IenW in een Kamerbrief.
Over het algemeen laat het rapport een gemengd beeld zien, vindt Van Veldhoven. Ze is met de gemeenten en de provincies als verantwoordelijk bevoegd gezag in gesprek om te bekijken hoe de registratie en de naleving van de monitoringsverplichting kan worden verbeterd. Hierover zal ze de Kamer in de loop van 2021 nader informeren.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet mag AEC-bodemas niet meer als IBC-bouwstof worden toegepast. De kwaliteit zal zodanig moeten zijn opgewerkt dat een vrije toepassing mogelijk is. Vanwege het uitstel van de Omgevingswet zal Van Veldhoven het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen in april 2021 wijzigen, zodat vanaf dat moment nog uitsluitend vrij toepasbare AEC-bodemassen mogen worden toegepast. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet handhaaft ze voor AEC-bodemas de meldingsplicht. Hiermee is bekend waar deze materialen in de toekomst worden toegepast en kan gericht toezicht worden uitgevoerd.
De review naar de milieukwaliteit van granuliet, die Van Veldhoven vorig jaar aan de Kamer had toegezegd, loopt nog. Ze verwacht dat deze medio april beschikbaar komt. Een verzoek om ook de Kraaijenbergse plassen, waar in het verleden granuliet is toegepast, te betrekken in het onderzoek laat ze nog even voor wat het is. Rijkswaterstaat heeft het oppervlaktewater van deze plassen op drie locaties bemonsterd en daarbij is geen acrylamide gemeten. Zij ziet daardoor geen aanleiding om, vooruitlopend op de resultaten van de review op de locatie Over de Maas, onderzoeken te starten op andere locaties.
Er zijn drie Rijksbaggerdepots open voor baggerspecie dat dusdanig vervuild is met PFAS en andere verontreinigingen, dat het nergens kans worden toegepast. Dat is in 2019 bepaald. Maar er bleken verschillen te zijn in het accepteren van die baggerspecie. Daarover is de afgelopen periode overleg geweest op ambtelijk en bestuurlijk niveau met de provincies ZuidHolland, Noord-Brabant en Flevoland, die bevoegd gezag voor de drie Rijksbaggerdepots waarover dit gaat: De Slufter, Hollandsch Diep en IJsseloog. Een nauwkeurige afstemming was nodig wegens de juridische complexiteit en verschillen tussen de vergunningen per depot. Onlangs heeft IenW de bevoegde gezagen formeel per brief verzocht om de stort van baggerspecie die alleen met PFAS verontreinigd is met een gehalte boven het herverontreinigingsniveau in De Slufter, Hollandsch Diep en IJsseloog op korte termijn mogelijk te maken. Het wachten is nog op een officiële reactie vanuit de provincies, maar ze hebben al wel aangegeven welwillend tegenover het verzoek te staan.
» Inventarisatie
van Tauw van IBC-werken waar AEC-bodemas is toegepast