Categorie: Regels, toezicht en rechtspraak | Gepubliceerd: 28 augustus 2025

Staatssecretaris op meerdere punten fout in Evoa-zaak

Bij de beoordeling van een afvalstof onder de Evoa moet Nederland zelf een oordeel vellen; de kwalificatie van een buitenlandse inspectiedienst kan niet klakkeloos gevolgd worden. Ook bij het identificeren van de overtreder en het opstellen van de begunstigingstermijn heeft de overheid steken laten vallen.

Wessem Port Services (WPS) uit Stein kreeg dit jaar een last onder dwangsom opgelegd door de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, omdat het bedrijf de Wet milieubeheer en de EU-Verordening Overbrenging Afvalstoffen (Evoa) zou hebben overtreden. Daar was het bedrijf het niet mee eens. Er zou geen overtreding zijn geweest, WPS werd ten onrechte als overtreder aangemerkt, én de begunstigingstermijn van dertig dagen was te kort. Na een tussenuitspraak in juli, waarbij de last onder dwangsom al geschorst werd, deed de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vorige week uitspraak. De conclusie is dat het besluit tot last onder dwangsom op meerdere punten rammelt, en dat de schorsing daarom blijft staan.

Aluminiumhydroxide filterkoek

Voor het verhaal achter de last onder dwangsom moeten we terug naar 2019. In dat jaar liet Turner Waste Intermediate (inmiddels failliet) in totaal 2,1 kton afvalstoffen overbrengen van de productielocatie van Malvé N.V. in België, naar de op- en overslaglocatie van WPS in Stein. Het ging om aluminiumhydroxide filterkoek, dat gedurende meerdere maanden per vrachtwagen werd overgebracht. In Stein zijn de verschillende ladingen verzameld en samengevoegd tot één partij afvalstoffen, die in maart 2020 weer per schip zijn overgebracht naar Nancyport in Frankrijk. In april 2021 heeft de Franse bevoegde autoriteit (PNTTD) de staatssecretaris verzocht om ervoor te zorgen dat de afvalstoffen worden teruggenomen. Volgens de PNTTD gaat het namelijk om gevaarlijke afvalstoffen, die volgens de Evoa een kennisgeving en toestemming van de bevoegde autoriteiten nodig hadden om te worden overgebracht. Daarom heeft de staatssecretaris in juni 2025 een last onder dwangsom opgelegd aan WPS, wegens overtreding van de Wet milieubeheer en de Evoa.

Gevaarlijk afval of niet?

Is de aluminiumhydroxide filterkoek daadwerkelijk een gevaarlijke afvalstof, waarvoor bij export een kennisgeving en toestemming van het ontvangende land nodig zijn? De staatssecretaris heeft dit niet zelf beoordeeld, maar sluit alleen aan bij het oordeel van de Franse autoriteiten. Daarmee kan WPS zich echter niet goed verweren tegen dit oordeel. Daarom stelt de voorzieningenrechter dat de staatssecretaris ook zelf moet motiveren waarom de kwalificatie van de PNTTD juist is. WPS heeft het eigen standpunt in een zienswijze alvast wel uitgebreid onderbouwd, met argumenten waarom de analyses van Eurofins waar de PNTTD zich op baseert niet toereikend zouden zijn om de afvalstoffen als gevaarlijk te bestempelen. De staatssecretaris moet hier inhoudelijk op reageren. 

Overtreder

Ook is het de vraag of WPS wel als overtreder moet worden aangemerkt (als er dus al sprake is van een overtreding). De zogenoemde 'eerste producent' is de partij die verantwoordelijk is voor het doen van de kennisgeving. De staatssecretaris stelt dat WPS in dit geval de eerste producent is, omdat het bedrijf op de locatie in Stein "handelingen van voorlopige nuttige toepassing" heeft uitgevoerd met de afvalstoffen. Het gaat dan om het samenvoegen van de verschillende ladingen tot één partij en het tijdelijk opslaan van die partij. WPS betwist dat, omdat de afvalstoffen zijn ontstaan bij het productieproces van Malvé en dus door Malvé zijn voortgebracht. Daarom zou dit bedrijf als eerste producent moeten worden aangemerkt. Malvé valt als Belgisch bedrijf echter buiten de rechtsmacht van de staatssecretaris, wat de staatssecretaris ook aanvoert als reden om WPS als eerste overtreder aan te merken.

De voorzieningenrechter kan de redenatie van de staatssecretaris niet volgen. Deze uitleg komt erop neer dat een afvalstof meerdere opvolgende eerste producenten kan hebben, en dat zelfs de enkele opslag van een afvalstof al tot een nieuwe eerste producent kan leiden. De rechter ziet in de Evoa geen aanknopingspunten voor zo'n uitleg, en betwijfelt daarom sterk dat de staatssecretaris de term 'eerste producent' wel correct gebruikt. Verder kan het niet zo zijn dat WPS als overtreder wordt aangemerkt, omdat een andere partij (Malvé) buiten de rechtsmacht van de staatssecretaris valt. 

Begunstigingstermijn

Tot slot stelt de staatssecretaris dat de begunstigingstermijn van 30 dagen afkomstig is uit de Evoa zelf. Hij zou geen langere termijn mogen stellen. Maar ook hier kan de rechter de staatssecretaris niet volgen. De in de Evoa genoemde termijn voor het terugnemen van illegaal overgebrachte afvalstoffen betekent niet dat hij bij de last onder dwangsom geen begunstigingstermijn had moeten stellen die redelijkerwijs voldoende is om - volledig - uitvoering te kunnen geven aan de last. Bij afvoer naar een vergunde verwerker zijn bijvoorbeeld nieuwe analyses van de afvalstoffen én toetsemming van zowel de PNTTD als de staatssecretaris nodig. Dat kost allemaal meer tijd dan de genoemde 30 dagen. De staatssecretaris had volgens de rechter dus een langere begunstigingstermijn moeten geven.

Er schort dus het een en ander aan de last onder dwangsom. Het besluit van 3 juli om de last onder dwangsom te schorsen, blijft daarom staan. Daarnaast moet de staatssecretaris de proceskosten betalen.