Goed dat er een Nationaal Programma Circulaire Economie is en een Circulair Materialenplan, maar te vaak zit wet- en regelgeving circulaire initiatieven nog in de weg, zien recyclers. Toch is er perspectief, als de overheid hun zorgen serieus neemt.
Afgelopen zomer begon bouwbedrijf Heijmans aan de bouw van een nieuw onderkomen voor de faculteit Technische Natuurwetenschappen van de TU Delft. 70 procent van het toegepaste beton in het project bestaat uit circulaire grondstoffen, waarvan 30 procent per kuub beton hergebruikt materiaal is; fors meer dan de in Nederland gangbare 5 tot 10 procent. Dat scheelt 11.000 kuub aan primaire grondstoffen. Thijs Huijsmans, programmamanager duurzaamheid bij Heijmans en gisteren de eerste spreker op het Recyclingsymposium, haalde dit huzarenstukje als aan als voorbeeld dat circulair bouwen kán. Een positieve start van het jaarlijkse symposium van BRBS Recycling, Veras en de Expertgroep Dutch Waste & Environmental Technologies van Water Alliance.
Toen het bouwbedrijf wist dat er voor het project veel oud beton nodig was, leidde dat al snel tot aparte afspraken over vrijkomend beton bij andere projecten. Om samen verder te komen, moeten we vooral niet op onze handen blijven zitten, maar aan concrete projecten werken, stelde Huijsmans, die met Heijmans de ambitie heeft om ‘Meester in Materiaalstromen’ te worden. Hij ziet dat de markten die nodig zijn om tot een circulaire bouwketen te komen nog niet volwassen zijn, maar het bouwbedrijf wil er graag een zwieper aan geven. Bijvoorbeeld door vaker met preffered suppliers te gaan werken, die mee kunnen in de duurzaamheidsambities van Heijmans. Wat de grondstoffentransitie in zijn sector kan remmen is dat er geen schaarste is aan grondstoffen. Dan kan het voor partijen verleidelijk zijn om achterover te leunen.
De overheid probeert bedrijven in ieder geval mee te krijgen in de overgang naar een circulaire economie. Op het symposium legde Joke Teeninga van Rijkswaterstaat uit hoe bedrijven om kunnen gaan met de vraag wat nu afval is en wat niet. Enigszins taaie kost voor haar toehoorders, maar wel belangrijk. Bedrijven kunnen afgedankte grondstoffen wel willen hergebruiken, maar daarbij is het wel van belang om te blijven voldoen de regels voor afval, bijproducten of einde-afval. Goed nieuws was in ieder geval dat er een nieuwe handreiking ‘Afval of niet’ in de pijplijn zit, die bedrijven, maar ook het bevoegd gezag meer duidelijkheid moet geven. Ook benoemde Teeninga dat omgevingsdiensten inmiddels steeds beter samenwerken om op een zelfde manier tot rechtsoordelen te komen.
Hoofd circulaire economie op het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Willem Evers ging in op de recente update van het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE). Daarin staan onder andere nieuwe doelen voor een circulaire economie voor 2035. In dat jaar moet minimaal 82 procent van het Nederlandse afval worden gerecycled en minimaal 15 procent hoogwaardig gerecycled. Het aandeel duurzame biogrondstoffen en secundaire grondstoffen binnen het Nederlandse grondstoffengebruik moet 55 procent bedragen. En het grondstoffengebruik moet 15 procent lager liggen dan in 2016. Elke twee jaar wordt het beleid geëvalueerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Niet om het vervolgens weer compleet om te gooien, benadrukte Evers, maar om het te verfijnen, want het gaat hier om een ‘lerend beleidsterrein’, aldus de ambtenaar.
Uit vragen uit de zaal bleek wel dat de recyclingsector meer geïnteresseerd is in concrete maatregelen die de sector verder helpen, dan in doelen. Leuk zo’n nationaal programma waar lang aan geschaafd is, maar wat hebben failliete recyclingbedrijven eraan, of al die bedrijven die nu nog in zwaar weer zitten door zware concurrentie uit Azië en de VS? Evers stelde dat het ‘ontzettend pijnlijk’ is om te zien dat recyclingbedrijven het niet redden, terwijl er wordt geschreven aan beleid dat hen juist moest helpen. Maar hij was optimistisch over het werk dat verantwoordelijk staatssecretaris Thierry Aartsen nu verricht in Brussel. Hij zet daar in op het versterken van de vraag naar duurzame grondstoffen, bijvoorbeeld door op EU-niveau kwaliteitseisen te stellen. Niet iets dat morgen is geregeld, gaf Evers toe, maar wel een weg die écht een verschil kan maken voor de recyclingsector.
Dat de overheid mooie plannen maakt, maar tegelijkertijd wat makkelijk voorbij lijkt te gaan aan de grote problemen in de recyclingsector kwam ook terug in een paneldiscussie na de koffiepauze. Richard Geevers, directeur van PSLoop, een recycler van EPS-isolatieplaten met de brandvertragers HBCD, gaf toe dat hij zijn kinderen inmiddels afraadt om in de recycling te stappen. Hij heeft een prachtig recyclingproces opgezet voor een afvalstroom die de overheid graag gerecycled ziet worden, maar daar draagt die zelfde overheid zelf weinig aan bij. Het bedrijf ging al twee keer failliet. Dat had te maken met financieringsproblemen, maar bijvoorbeeld ook met het feit dat de Nederlandse overheid niet controleert of HBCD-houdend EPS gescheiden wordt ingezameld, ondanks dat EU-regels dit wel verplichten.
Henk Bos van Weee Nederland vond het onbegrijpelijk dat de overheid niet zorgt voor een incentive voor hergebruik van elektrische apparaten. Stichting Open, waar Weee Nederland projecten voor uitvoert, heeft in een haar recente AVV-aanvraag, aangekondigd dat er een infrastructuur moet komen voor inzameling voor een tweede leven, maar een business case is er volgens hem niet. Zonde, want de infrastructuur is volgens Bos in een maand of zes op te leveren.
Jan Hoeflaken van Reko veegde nog maar eens de grond aan met de financiële zekerheid die een bedrijf als het zijne moet stellen als gevolg van overheidsbeleid. Zijn bedrijf levert zo’n 1,5 Mton aan grondstoffen voor asfalt en beton uit teerhoudend asfalgranulaat (tag). Dat betekent dat het bedrijf een financiële zekerheid zou moeten stellen van 196 miljoen euro. Een reusachtig en eigenlijk niet realistisch bedrag. Maar ook bedrijven waarvoor het bedrag relatief iets lager uitvalt, worden in feite lam gelegd door de financiële eis. Ondertussen ziet Hoeflaken ook nog dat er tag wordt geëxporteerd, ondanks een verbod. De overheid laat het gaan.
Namens Van Werven Plastic Recycling vroeg Eric van Roekel om aandacht voor de recycling van harde plastics. Anders dan voor de recycling van plastic verpakkingen heeft de overheid hier toch minder oog voor. Van Werven houdt het hoofd overigens goed boven water in een moeilijke markt, maar dat betekent volgens Van Roekel niet dat er niets hoeft te gebeuren. Het bedrijf stak de afgelopen jaren veel energie in het efficiënter maken van lijnen, maar de winst die dat moest opleveren wordt snel teniet gedaan door de verslechterende markt. Eigenlijk moet de recyclingtak van het bedrijf tien keer zo groot worden, ziet Van Roekel, maar de investeringen daarvoor kunnen niet allemaal uit het familiekapitaal komen.
Wat er wel moet gebeuren? Geevers hoopt dat een nieuw kabinet aan de slag gaat met stevig industriebeleid, Bos denkt dat er op ministeries nog veel beter geluisterd moet worden naar de problemen én oplossingen die mensen uit de praktijk zien (‘aan medelijden hebben we niets’) en Van Roekel wenst dat de overheid met haar inkoopbeleid en aanbestedingen steviger inzet op de circulaire economie.
Het symposium werd afgesloten door prof. dr. ing. Markus Becker, directeur van het Duitse Forschungsinstituts fur Nachhaltigkeit in Potsdam. Nog één taaie presentatie voor de lunch, hoorde je een aanzienlijk deel van de zaal denken toen Becker in zijn eigen taal van wal stak over de circulaire economie in Duitsland. Maar al na een minuut werd hij onderbroken door dagvoorzitter Michel van Keulen: de professor zou zijn verhaal toch in het Nederlands doen? Entschuldigung, natuurlijk, hij sprak Nederlands, want Becker studeerde ooit in Delft, met zijn goede vriend Otto Friebel, inmiddels directeur van BRBS Recycling. Onmiddellijk veranderde de toon van Becker, die grap op grap begon te stapelen, met name over de verschillen tussen Nederland en Duitsland. Over circulaire economie werd met geen woord meer gesproken. De zaal was bij de neus genomen door fake speaker Pieter de Rijk, een cabaretier die congressen langsgaat als ‘internationale topspreker’ en dat, zo bleek, uitmuntend doet. Ach ja, waar zouden we zijn zonder humor? Becker wist het wel: "In Duitsland".
Eenmaal uitgelachen was er toch nog een serieuze noot van Veras-voorzitter Kees de Groot, die het symposium nog maar eens kort samenvatte. Wet- en regelgeving maakt het bedrijven die circulair willen werken niet altijd even makkelijk, ondanks de goede bedoelingen. Maar wat De Groot betreft houdt iedereen de moed erin. Er zijn immers bedrijven die laten zien dat het wél kan. Gewoon door te doen, door lef te tonen. Hopelijk inspireert dat velen, zo sloot hij af.